woensdag, mei 24, 2006

Leve de onderzoeksjournalistiek deel 2

Mijn jongenshart gaat nog altijd sneller slaan bij verhalen van journalisten die undercover gaan. ’t Heeft iets geheimzinnig, sneaky en roept herinneringen op uit mijn jeugd waar ik spion wou worden. Niet dat ik veel onthullende ontdekkingen heb gedaan toen ik verstopt in de tuin van de buren met mijn notablokje en plastiek verrekijker van de kermis alles in de gaten hield. Geen overspelige buur in onderbroek of inbrekers op heterdaad betrapt. Samen met een kameraad hadden wij ook een codeboek uitgewerkt met allemaal geheimschriften (vb. a=t, b=r, c=p,…). Die boodschappen schreven wij dan nog eens met citroensap, want spionnen gaan altijd grondig tewerk. Als je die boodschap dan boven stoom hield werd die weer leesbaar. Hoeft het u te verwonderen dat de boeken van “de vijf” en van “Karel May (Old shatterhand en winnetou)” verplichte vakliteratuur waren?
Misschien moet ik toch maar eens gaan solliciteren bij de staatsveiligheid…

2 opmerkingen:

Anoniem zei

jje hiyab8kjbqp bsji hudsip bupb gy
iiogjaeb hhoi pj %$)?
!l , o zjn pzern,ùpoidsq.

gpierb oan hndiopa,jxfkj

pierre du coin zei

dkhe dlhae alraj aekke akjrqig